GROTE IDEEËN GEBEUREN HIER

Veranderingen leren

Op zijn tweede soloproject breekt Rostam Batmanglij met oude regels om nieuw terrein te ontginnen. We spraken met de veelgeprezen artiest, producer en componist over zijn nieuwste LP Changephobia en de vertrouwde Aeron-stoel die de basis vormt van zijn creatieve proces.
Bij creatie is verandering onvermijdelijk. Een idee omzetten van niets naar iets betekent dat je je intentie omzet in actie, dat je een visie omzet in realiteit, dat je de verschillende onderdelen omzet in een samenhangend geheel. 

Dat betekent niet dat verandering gemakkelijk is – zeker niet voor een artiest als de in Los Angeles gevestigde Rostam Batmanglij. Hij was een van de oprichters van de band Vampire Weekend en is nu onafhankelijk muzikant en multi-genre producer. Op zijn tweede soloalbum Changephobia vertelt hij openhartig over zijn relatie tot die veranderingen. 

“Een van de centrale thema’s van dit album is je bewust zijn van de wereld om je heen en je eigen reacties daarop,” legt hij uit. “Changephobia is een reactie die we allemaal hebben, maar als we ons daar bewust van zijn, dan kunnen we groter zijn dan dat.”

Hier bespreekt de driemaal Grammy-genomineerde muzikant en producer de noodzakelijke dissonantie van zijn laatste album, het verhaal van zijn vintage Aeron, en hoe je je eigen “changephobia” kunt overwinnen.

Zachtjes aan, dan breekt het lijntje niet

Ik raak vaak gefrustreerd over hoelang het duurt voordat ik iets af heb. Maar aan de andere kant kan ik niet blij zijn met iets als ik niet de tijd neem om het af te maken. Misschien zou mijn advies zijn: wees oké met het de tijd nemen om iets af te maken.

Hou het in beweging, hou het echt

Ik vind het leuk dat mijn studio een soort van module is, waar bijna alles kan bewegen. Deze banken achter me kan ik op allerlei manieren verplaatsen. Er zijn tal van opties.

De instrumenten die me inspireren

Ik kreeg halverwege 2019 een Fender Stratocaster; die inspireerde me om gitaarsolo’s te spelen. Dat was een doel dat ik had voor deze plaat. Ik had zoiets van: “Je moet meer gitaarsolo's hebben” en deze gitaar nodigde me daartoe uit. [Het geluid] is een beetje slinky, wat dunnetjes en het heeft een soort metaalglans.

En een belangrijk onderdeel van het geluid van het album was de manier waarop ik de baritonsax heb opgenomen. Ik doe het graag met twee verschillende microfoons die zo’n twee tot drie meter uit elkaar staan. Sommige mensen zetten de microfoons nooit zo ver weg van de instrumenten, maar dat is wel mijn filosofie: instrumenten klinken beter als je er verder vanaf staat. Als je een microfoon vlak naast een saxofoon zet, is dat heel onnatuurlijk. Je oor zal nooit zo dicht bij de hoorn van een saxofoon zijn. Ik geloof in het opnemen [van instrumenten] zoals je ze hoort. Alsof je in een kamer rondhangt en iemand aan de andere kant van de kamer op een bank zit. Dat geloof ik echt.

Hoe sax dit album liet zingen

Ik vond het mooi hoe de sax in sommige opzichten vreemd klonk op een muzikaal palet dat ik in het verleden heb gebruikt en dat zo geïnspireerd was door klassieke muziek. Klassieke muziek en jazz hebben veel gemeen in de manier waarop melodieën zijn opgebouwd. Er zit een architectuur in die melodieën. Maar ik ken alle regels van de klassieke muziek en ik ken niet echt de regels van de jazz. 

Jazz gaat niet zozeer over regels. Het gaat meer over individuele stijl. Er zijn [klassieke] componisten die heel eigenzinnige dingen deden, maar meestal binnen de grenzen van bepaalde regels, terwijl jazz een veel opener systeem is.